François Van Bauwel

Winter voor de Bruine Beer

 
 

 

 
 


Bruine Beer

Bruine beren geven de voorkeur aan gemengde bossen. Restpopulaties komen vrijwel alleen in eenzame bergstreken voor. De bruine beer is een echte alleseter, van insecten tot herten of zelfs vee. Twijgen met rijpe bessen, vooral bosbessen, klemt hij onder zijn arm, waarna hij er de vruchten afhapt. Bij het zoeken naar kleine prooidieren worden soms stenen omgedraaid. Als de gelegenheid zich voordoet, vangt hij ook vissen. Hierbij werpt hij de vis met een handige beweging op de kant.De bruine beer is een solitair levend dier met een slecht gezichtsvermogen, maar een uitstekende reuk en een prima gehoor. Hij is tamelijk trouw aan zijn woongebied en bewoont een eigen territorium. Beren zijn echter uitstekende wandelaars met een flink uithoudingsvermogen, die over grote afstanden kunnen trekken. Ze kunnen goed zwemmen en ondanks hun plompe uiterlijk zijn het uitstekende klimmers. Onder normale omstandigheden zijn ze zowel overdag als 's nachts actief. In gebieden waar ze belaagd of verstoord worden, gaan ze uitsluitend 's nachts op pad.
Bruine beren paren in mei-augustus en na een draagtijd van ongeveer 6 à 8 maanden volgt er een worp van meestal 2 jongen. De jongen blijven minstens 8 maanden bij de moeder. Ze volgen haar overal. Op de tochten met hun moeder doen ze zeer veel ervaring op. Pasgeboren bruine beren zijn vergeleken met hun moeder maar nietige wezentjes. Hun ontwikkelingstijd is dan ook bijzonder lang. Bij jonge exemplaren is dikwijls een soort halsband van witte haren te zien, die later weer verbleekt.
Lengte: tot 230 cm  schouderhoogte: tot 110 cm gewicht: tot 250 kg.
De bruine beer werd in Midden- en West-Europa in de 19de eeuw volkomen uitgeroeid, nadat het bestand al was teruggelopen tot een paar kleine restpopulaties in enkele bergstreken. Anders dan bij de Lynx ziet het er niet naar uit dat de bruine beer in het beschreven gebied ooit in de vrije wildbaan zal worden uitgezet. Van de buurlanden heeft Joegoslavië nog het grootste bestand. Maar zelfs indien vanuit de berenreservaten van Slovenië of het kleine bestand in de Trentiner Alpen in Italië een exemplaar in Oostenrijk verzeild zou raken, zou zich hieruit nooit een bestand kunnen ontwikkelen omdat het dier vrijwel zeker alleen blijft.