François Van Bauwel

Winter voor de Wolf

 
 

 

 
 


Wolf

Wolven kunnen zich aan allerlei milieus aanpassen. In Europa bewoont hij vooral open landschappen met bossen en gebergten.
Wolven hebben een groot uithoudingsvermogen. Vaak moeten ze enorme afstanden afleggen om prooidieren - zoals hert, eland en ree - op te sporen, waarna ze deze ook nog moeten kunnen achtervolgen en tenslotte, doden. De enorme prestaties die de wolf bij het lopen levert, brengt een grote behoefte aan water met zich mee. Waar het water bevroren is, eten wolven sneeuw en ijs. Ook zoeken de verhitte dieren afkoeling in het water. Zijn grote vochtbehoefte is één van de redenen, waarom de wolf in droge landschappen zeldzaam is of ontbreekt.
Wolven leven gewoonlijk in familietroepen die uit circa tien dieren bestaan: meestal het ouderpaar en de jongen van het vorige jaar en van dit jaar. Met uitzondering van de periode dat de welpen worden grootgebracht, leiden ze het gehele jaar door hoofdzakelijk een nomadische levenswijze. Ze verplaatsen zich meestal in een soepele, niet te snelle gang, waarbij de snelheid vrij constant blijft. De wolf brengt zijn gehuil in een karakteristieke houding ten gehore en houdt de tonen gewoonlijk lang aan. Het dient om de aanwezigheid van het dier kenbaar te maken en om de leden van een roedel die tijdens de jacht ver zijn afgedwaald, weer bij elkaar te brengen.
De wolf is een hondachtige, met een volle, hangende staart, een brede borst, lange poten en kleine, spitse oren. De kleur van de pels is bruinachtig tot grauwzwart; geheel zwarte of witte exemplaren komen ook voor. In de 18de en 19de eeuw verdween de wolf in West- en Midden-Europa. Een poging om in het Nationale Park Bayrische Wald een wolvenpopulatie op te bouwen, mislukte in 1975.