François Van Bauwel

Edelherten 

Slideshow   

 
  

Het Edelhert

Het Edelhert (Cervus Elaphus) is een van de oudste bewoners van ons land en is ook nog het grootste in het wild levende zoogdier in België. 
In België is het edelhert als standwild teruggedrongen tot de Ardennen.
De kenmerken van het  edelhert is het gewei, het gespierde lichaam, en een snelle loper.
De mannelijke dieren (herten genaamd) dragen geweien, dat zij elk jaar afwerpen en weer vernieuwen. De vrouwelijke dieren heten hinden. Doorgaans leven herten en hinden gescheiden in aparte roedels. Binnen de hinden roedels bestaat een duidelijke rangorde. Een oude ervaren hinde (leidhinde), is de bazin. Het leiderschap is duidelijk verbonden aan het moederschap. Altijd loopt ze voorop, bij het uittreden van het bosgedeelte wel 20 meter. In kritieke situaties wordt ze altijd gevolgd. Verliest zij haar kalf dan zal een andere hinde, die wel een kalf leidt, haar plaats innemen. De leidhinden hebben een zeer goede terreinkennis en beschikken over een fenomenaal geheugen. Bij de herten bestaat niet echt een leider van de roedel.
In de paartijd (de bronsttijd) trekken de herten naar de hinden. Een hert tracht een roedel te bekoren door geduld, kracht en behendigiheid. Met gevechten probeert hij zijn concurrenten op afstand te houden, hetgeen overigens niet altijd lukt. Van zeer ver kan men in de bronst de herten horen brullen.
De herten die actief aan de bronst deelnemen, kunnen in deze tijd eenderde van hun gewicht verliezen.
Bij een hertenkalf beginnen de rozestokken  zich na 7 maanden duidelijk te ontwikkelen. Als het dier een jaar oud is zijn de rozestokken volgroeid en begint de groei van het eerste gewei.
Als het gewei volgroeid is jeukt de bast (vel) ontzettend. Dan begint het vegen (schuren) om de bast te verwijderen Het vegen vinden de herten zichtbaar aangenaam. Nadat het vegen volledig voltooid is dan is het gewei gevoelloos en klaar voor de gevechten tijdens de bronst. Een gewei van een volwassen hert kan tot 5 kg wegen. Het gewei wordt elk jaar afgeworpen en vernieuwd.
Edelherten zijn planteneters en herkauwers. Het eten en herkauwen gebeurd in een bijna vast ritme en per roedel.
Het mannelijk dier kan een gewicht bereiken tot 250 kg en een hinde tot 125 kg. De lichaamslengte kan  200 cm  en de schouderhoogte 130 cm bereiken.
De verzamelnaam roodwild heeft het edelhert te danken aan de roodbruine zomervacht. In de herfst krijgen de dieren hun grijsbruine dikke wintervacht. Het winterhaar bevat luchthoudende cellen en daardoor heeft het een isolerende werking.
De zintuigen zij uitstekend ontwikkeld en stellen het dier in staat menselijke aanwezigheid al op grote afstand waar te nemen. 
Het gezichtsvermogen is bijzonder goed ontwikkeld, zodat zelfs de kleinste bewegingen op grote afstand waargenomen kunnen worden. Door hun horizontale spleetpupillen kunnen ze bewegingen in het horizontale vlak intensiever waarnemen. Hun ogen staan ver uit elkaar daarom kan het edelhert, zonder zijn kop te bewegen,  een aanzienlijke terreinbreedte overzien. Edelherten kunnen een object dat niet vertrouwd wordt minutenlang onbeweeglijk blijven aankijken.
Het reukvermogen is ook goed ontwikkeld.
Het gehoor is al even goed ontwikkeld. Op de kop vallen de grote zeer beweeglijke oren op, die ieder geluid al op grote afstand waarnemen en ook de richting van geluiden trefzeker kunnen bepalen. De in de grote oorschelp zittende haren hebben ook een oriëntatiefunctie. Ook de gemoedstoestand is, net als bij paarden en honden, aan de stand van de oren waar te nemen; bij onderlinge onenigheid leggen ze de oren plat in de nek.
Het edelhert kan zich goed aanpassen aan verschillende voedselomstandigheden.
Naast grassen eten zij ook jonge hei, kruiden, boomknoppen, twijgen, blad van loofbomen, bosbessen en in de herfst zijn ze gek op eikels en ook wel kastanjes. In de winter ook heide en dennennaalden,
De maximale leeftijd van het edelhert is ongeveer 16 jaar. Oude en zieke dieren verlaten vrijwillig de roedel om rustig alleen in het bos te sterven.